In dit scherm kunt u de instellingen voor taakopslag configureren.
|
Item |
Uitleg |
|---|---|
|
Bestandsnaam |
Geef de bestandsnaam van de afbeelding op. U kunt maximaal 30 tekens invoeren. Selecteer in Componenten bestandsnaam een component die u wilt gebruiken voor de bestandsnaam. Het geselecteerde item wordt toegevoegd aan de bestandsnaam. Met de cursor kunt u aangeven waar u Componenten bestandsnaam wilt toevoegen. U kunt de volgorde van componenten ook wijzigen door toegevoegde items te selecteren en ze te verslepen. Als u een component wilt verwijderen, selecteert u het toegevoegde item en verwijdert u het met de Delete-toets op uw toetsenbord. U kunt gedetailleerde instellingen configureren voor Componenten bestandsnaam in Details. Om een barcode-, OCR- of formulieritem aan een bestandsnaam toe te voegen, klikt u op Details om de details van het item in te stellen, en vervolgens het item aan de bestandsnaam toe te voegen. |
|
Bestandstype |
Selecteert de bestandsindeling die bij het opslaan van beelden moet worden gebruikt. Opties kan zijn ingeschakeld, afhankelijk van het bestandstype. Klik op Opties om het scherm Gedetailleerde instellingen weer te geven voor elk opslagtype en configureer vervolgens de gewenste instellingen. Opmerking:
Door een DCP Enhanced OCR-licentie aan te schaffen, krijgt u toegang tot extra opslagformaten die kunnen worden gebruikt met multifunctionele apparaten die DCP Enhanced OCR ondersteunen. Raadpleeg het volgende voor meer informatie over DCP Enhanced OCR. |
|
Instelling dubbel bestand |
Stel de bewerking in als er al een bestand met dezelfde bestandsnaam bestaat op de opslagbestemming. Als u Het bevestigingsdialoogvenster weergeven selecteert, wordt een bevestigingsscherm voor de taakverwerkingsmethode weergegeven als er al een bestand met dezelfde naam bestaat in de opslagbestemming. Als u Voeg tekenreeks aan bestandsnaam toe selecteert, wordt automatisch een getal beginnend met 1 toegevoegd aan het eind van de bestandsnaam als er al een bestand met dezelfde naam bestaat op de opslagbestemming. |
|
Opslaan in |
Toont de map waarin de afbeeldingen zijn opgeslagen. Klik op Bladeren om de gewenste map te selecteren of een nieuwe map te maken. |
|
Gebruik taakscheiding |
Selecteer deze optie om de functie voor taakscheiding in te schakelen. Selecteer Scheiding en klik op Instellingen scheiding om het type scheiding te selecteren dat u wilt gebruiken. |
|
Scheiding |
Vastgestelde pagina: hiermee wordt het bestand gescheiden op basis van het opgegeven aantal pagina's. Blanco pagina: hiermee worden afbeeldingen gescheiden op basis van lege pagina's. Schakel Blanco pagina overslaan uit in de scaninstellingen. Streepjescode: hiermee worden afbeeldingen gescheiden op basis van streepjescodes. OCR: hiermee worden afbeeldingen gescheiden op basis van tekst die met OCR (Optical Character Recognition) is gelezen. Formulier: hiermee worden afbeeldingen gescheiden op basis van het formuliertype. Bestandsgrootte: hiermee worden afbeeldingen gescheiden op basis van de maximale bestandsgrootte. Patch Code: hiermee worden afbeeldingen gescheiden op basis van patchcodes. Hiermee worden de afgedrukte patchcodevellen tussen originelen gescand. De volgende patchcodes kunnen worden gedetecteerd. Patch 1, Patch 2, Patch 3, Patch 4, Patch 6, Patch T |
|
Dialoogvenster Pagina bewerken weergeven vóór het opslaan |
Het scherm Gescande resultaten bewerken wordt weergegeven voordat het bestand wordt opgeslagen. |