Opslaan/verwijderen:
U kunt uw eigen voorinstellingen voor veelgebruikte afdrukinstellingen toevoegen of verwijderen. Selecteer de voorinstelling die u wilt gebruiken in de lijst.
Selecteer de gewenste afdrukkwaliteit. De beschikbare instellingen zijn afhankelijk van de papiersoort dat u selecteert. Wanneer u een hogere kwaliteit selecteert, kan de afdruksnelheid lager liggen. Als u Kwaliteitopties selecteert, kunt u gedetailleerde instellingen opgeven.
Selecteer deze optie wanneer u afdrukt op fotopapier om de hoeveelheid licht die wordt weerspiegeld door zwarte gebieden te verminderen en de glans vloeiender te maken. De zwarte densiteit kan echter afnemen. Glanzend vloeiend maken is beschikbaar wanneer u Fotopapier hebt geselecteerd als Afdrukmateriaal. Deze optie is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van de instellingen voor de afdrukkwaliteit.
Selecteer om af te drukken met een verbeterd beeldcontrast en zwarte tinten. Deze optie kan allen worden geselecteerd voor ondersteund papier.
Geef de kleurtooninstellingen op voor de afdrukken. De beschikbare opties zijn afhankelijk van de instelling Kleur.
Als u op Geavanceerd klikt, opent het scherm Kleurencontrole waar u een gedetailleerde methode van de kleurcorrectie kunt selecteren.
Selecteer het formaat van het afdrukbestand dat u in de toepassing hebt ingesteld. Als een vooraf gedefinieerd papierformaat niet beschikbaar is, klikt u op Gebruikergedefinieerd om uw eigen papierformaat in te stellen.
Hiermee vergroot u de afdrukgegevens enigszins ten opzichte van het papierformaat om ervoor te zorgen dat u geen witruimte krijgt rondom. Klik op Uitbreiding om de mate van vergroting te selecteren.
Hiermee wordt een voorbeeldweergave van het document weergegeven voordat u het afdrukt.
Wanneer u dit vak selecteert en het afdrukken start, worden de afdrukopdrachten geordend en weergegeven in het dialoogvenster Lay-outbeheer. U kunt gegevens schikken die worden gemaakt door verschillende toepassingen in volgorde van voorkeur en ze combineren in één afdrukopdracht.
U kunt geen andere instellingen opgeven dan documentformaat wanneer Lay-outbeheer is geselecteerd. Geef de gedetailleerde afdrukinstellingen op in het dialoogvenster Lay-outbeheer.
U kunt afdrukken met gebruik van de papiersoort en het papierformaat die in het printerstuurprogramma zijn geconfigureerd. De papiersoort, het papierformaat en instellingen bij Papier komt niet overeen die via het bedieningspaneel van de printer zijn geconfigureerd, worden uitgeschakeld.
Als u papier selecteert dat is toegevoegd door Epson Media Installer in de papierinstellingen, wordt deze instelling niet toegepast.