Als de printer al wordt weergegeven in Printers en scanners (of Afdrukken en scannen, Afdrukken en faxen), selecteert u de printer en klikt u vervolgens op de knop – om te verwijderen. Voeg het printerstuurprogramma en het faxstuurprogramma (voor modellen met een faxfunctie) toe volgens de onderstaande instructies.
Selecteer
menu > Systeemvoorkeuren > Printers en scanners (of Afdrukken en scannen, Afdrukken en faxen).
Klik op de knop +.
Selecteer Printer of scanner toevoegen.
Selecteer uw Epson-printer in de lijst.
Selecteer het stuurprogramma met de naam van uw printer.
Controleer in de onderstaande tabel of u het juiste stuurprogramma hebt gekozen.

|
Verbindingsmethode |
Printerdriver |
Faxstuurprogramma |
|---|---|---|
|
USB |
EPSON XXXXX |
FAX XXXXX (USB) |
|
Netwerk |
EPSON XXXXX EPSON XXXXX -YYYYYY |
FAX EPSON XXXXX (IP) FAX EPSON XXXXX -YYYYYY (IP) FAX ZZZ.ZZZ.ZZZ.ZZZ (IP) |
* XXXXX = productnaam. YYYYYY = MAC-adres met 6 cijfers. ZZZ.ZZZ.ZZZ.ZZZ = IP-adres.
Klik op Toevoegen.
Als u het stuurprogramma of de stuurprogramma's hebt toegevoegd, hoeft u deze niet opnieuw toe te voegen, tenzij u de verbindingsmethode wijzigt of een ander product gebruikt. Controleer of het product is ingeschakeld en correct is verbonden met de computer via een USB- of netwerkverbinding. Het zoeken naar het faxstuurprogramma kan even duren. Wacht tot het faxstuurprogramma wordt weergegeven in de lijst en voeg het faxstuurprogramma vervolgens op dezelfde manier toe.