Probeer de volgende oplossingen.
Schakel de apparaten die u met het netwerk wilt verbinden uit. Wacht circa 10 seconden en schakel de apparaten in de volgende volgorde weer in: het toegangspunt, het smart device en vervolgens de scanner. Plaats de scanner en het smart device dichter bij het toegangspunt en verwijder eventuele obstakels om de radiocommunicatie te vereenvoudigen, en probeer vervolgens opnieuw de netwerkinstellingen te configureren.
Als de scanner onvoldoende signaal ontvangt van het toegangspunt, plaatst u de apparaten dichter bij elkaar. Als er storing optreedt, zet de apparaten dan verder weg van andere apparatuur die elektromagnetische golven genereert of andere zendapparatuur.
Controleer of de SSID en het wachtwoord voor het toegangspunt correct zijn. Als u een toegangspunt met de standaardinstellingen gebruikt, gebruikt u de SSID en het wachtwoord die op het label vermeld staan. Als u de SSID en het wachtwoord niet weet, neem dan contact op met de persoon die het toegangspunt heeft ingesteld of raadpleeg de documentatie van het toegangspunt. Het wachtwoord is hoofdlettergevoelig.

Als het toegangspunt zo is ingesteld dat de SSID verborgen blijft, voert u de SSID en het wachtwoord rechtstreeks op de scanner en het smart device in.
Controleer of er iets is gewijzigd in de netwerkomgeving. Als u het toegangspunt wijzigt, moet u de netwerkinstellingen opnieuw opgeven en het smart device en de scanner verbinden met hetzelfde netwerk.
Als op het toegangspunt de privacyscheiding is ingeschakeld, kan er geen communicatie plaatsvinden tussen de verbonden apparaten. Schakel de privacyscheiding uit en probeer het opnieuw. Raadpleeg de documentatie van het toegangspunt voor details.
