De items zijn mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van andere instellingen die u hebt geconfigureerd.
Voer het mappad in en stel elk item op het scherm in.
Communicat. modus:
Selecteer de communicatiemodus voor de map.
Locatie (vereist):
Voer een maplocatie in om het gescande beeld op te slaan.
Als u Bladeren selecteert, kunt u naar een map zoeken op computers die met het netwerk zijn verbonden. U kunt Bladeren alleen gebruiken als Communicat. modus is ingesteld op SMB.
Gebruikersnaam:
Voer een gebruikersnaam in om in te loggen bij de specifieke map.
Wachtwoord:
Voer het bij de gebruikersnaam behorende wachtwoord in.
Verbindingsmodus:
Selecteer de verbindingsmodus voor de map.
Poortnummer:
Voer een poortnummer in voor de map.
Instellingen proxyserver:
Selecteer of u al dan niet een proxyserver wilt gebruiken.
Selecteer het bestandstype waarin u gescande afbeelding wilt opslaan.
Wanneer u de PDF-, PDF/A- of TIFF-bestandsindeling selecteert, moet u aangeven of alle originelen als één bestand (meerdere pagina's) moeten worden opgeslagen of dat elk origineel apart (één pagina) moet wprden opgeslagen.
Compressiever.:
Selecteer de compressiegrootte van het gescande beeld.
PDF-instellingen:
Wanneer u PDF hebt geselecteerd als het bestandstype, gebruik dan deze instellingen om PDF-bestanden te beveiligen.
Als u een PDF-bestand wilt maken dat alleen met een wachtwoord kan worden geopend, stelt u Wachtw. doc.openen in. Als u een PDF-bestand wilt maken dat alleen met een wachtwoord kan worden afgedrukt of bewerkt, stelt u Wachtw. machtigingen in.
Scan beide zijden van het origineel.
Afdrukstand (origineel):
Selecteer de afdrukstand van het origineel.
Binden (origineel):
Selecteer de bindrichting van het origineel.
Selecteer het scangebied. Als u het maximale gebied van de scannerglasplaat wilt scannen, selecteert u Max. gebied.
Afdrukstand (origineel):
Selecteer de afdrukstand van het origineel.
U kunt de volgende combinatie van formaten tegelijk in de ADF laden. A3 en A4; B4 en B5. Als u deze combinaties gebruikt, worden originelen gescand op de werkelijke grootte van de originelen. Lijn bij het plaatsen de breedte van de originelen uit, zoals hieronder weergeven.

De donkerheid van de achtergrond aanpassen. Tik op + om de achtergrond lichter (witter) te maken en tik op - om de achtergrond donkerder (zwarter) te maken.
Als u Auto selecteert, worden de achtergrondkleuren van de originelen gedetecteerd en worden deze automatisch lichter gemaakt of verwijderd. Dit wordt niet correct toegepast wanneer de achtergrondkleur te donker is of niet wordt gedetecteerd.
Verwijder schaduwen van het origineel die in de gescande afbeelding verschijnen.
Kader:
Verwijder de schaduwen aan de randen van het origineel.
Midden:
Verwijder de schaduwen langs de inbindmarge van het boekje.
Achterpagina:
Stel het gebied voor de achterzijde afzonderlijk in bij het scannen van dubbelzijdige originelen.
Wis perforatiegaten die in de gescande afbeelding verschijnen. U kunt het gebied opgeven waarin perforatiegaten moeten worden gewist door in het vak rechts een waarde op te geven.
Positie wissen:
Selecteer de positie waar perforatiegaten moeten worden gewist.
Afdrukstand (origineel):
Selecteer de afdrukstand van het origineel.
U kunt een groot aantal originelen in batches in de ADF plaatsen en deze scannen in een enkele scantaak.
U kunt de gescande afbeelding opslaan in de opslagruimte.
Instelling:
Geef aan of de gescande afbeelding alleen in de opslagruimte moet worden opgeslagen.
Map (vereist):
Selecteer de opslagruimte waarin u de gescande afbeelding wilt opslaan.
Bestandsnaam:
Geef de bestandsnaam op.
Bestandswachtwoord:
Stel het wachtwoord voor het bestand in.
Gebruikersnaam:
Geef de gebruikersnaam op.