Als u faxen wilt verzenden en ontvangen op een client-computer, moet FAX Utility zijn geïnstalleerd op de computer die via een netwerk of USB-kabel is verbonden.
Stel het volgende in met Web Config.
Open Web Config, klik op het tabblad Fax en klik vervolgens op Verzendinstellingen > Basis.
Selecteer Gebruiken voor de Functie PC naar FAX.
De standaardinstelling van de Functie PC naar FAX is Gebruiken. Selecteer Niet gebruiken om het verzenden van faxberichten vanaf een computer uit te schakelen.
Klik op OK.
U kunt faxen op een computer ontvangen met de FAX Utility. Installeer FAX Utility op de clientcomputer en configureer de instelling. Zie Basisbediening in de help van FAX Utility (weergegeven in het startscherm) voor meer informatie.
Het onderstaande instellingsitem op het bedieningspaneel van de printer is ingesteld op Ja en de ontvangen faxen kunnen worden opgeslagen op de computer.
Instel. > Algemene instellingen > Faxinstellingen > Ontvangstinstellingen > Instellingen opsl./doorsturen > Onvoorwaardelijk opslaan/doorsturen > Opslaan op computer
U kunt de instelling instellen om ontvangen faxberichten af te drukken vanaf de printer of om ze op te slaan op een computer.
Selecteer Instel. op het bedieningspaneel van de printer.
Selecteer Algemene instellingen > Faxinstellingen > Ontvangstinstellingen.
Selecteer Instellingen opsl./doorsturen > Onvoorwaardelijk opslaan/doorsturen > Opslaan op computer > Ja en afdrukken.
Als wilt instellen dat de ontvangen faxberichten niet op de computer worden opgeslagen, wijzigt u de instellingen op de printer.
U kunt de instellingen ook wijzigen met FAX Utility. Als er echter faxberichten zijn die niet op de computer zijn opgeslagen, werkt deze functie niet.
Selecteer Instel. op het bedieningspaneel van de printer.
Selecteer Algemene instellingen > Faxinstellingen > Ontvangstinstellingen.
Selecteer Instellingen opsl./doorsturen > Onvoorwaardelijk opslaan/doorsturen > Opslaan op computer > Nee.