Schakel de printer uit, haal het netsnoer uit het stopcontact en koppel alle kabels los voordat u begint. Anders kan het netsnoer beschadigd raken, wat kan dit leiden tot brand of elektrische schokken.
Plaats uw handen bij het tillen van de printer zoals hieronder wordt weergegeven. Als u de printer op een andere plaats vastneemt, kan de printer vallen of kunnen uw vingers in de printer vast komen te zitten.

Als u de printervoet gebruikt, installeert u deze vooraf in de onderste papiercassette-eenheid.
Wanneer u de printervoet installeer, moet u ervoor zorgen dat u de zwenkwielen vergrendelt. Anders kan de printer bewegen en letsels veroorzaken.
Plaats de papiercassette-eenheid op een plat oppervlak.
Als u ook papiercassette-eenheden installeert, plaatst u de tweede papiercassette-eenheid op de onderste papiercassette-eenheid. Lijn alle gaten op de onderkant uit op de geleiderpennen.
Raadpleeg stappen 4 tot 8 van de Gerelateerde informatie hieronder.
Plaats de printer op de papiercassette-eenheid.
Lijn alle gaten op de printer uit op de geleiderpennen van de papiercassette-eenheid en laat dan de printer zakken tot deze veilig op de eenheden staat.

Verwijder de achterklep van de standaard papiercassette-eenheid.

Trek de papiercassette uit.

Maak de printer vast aan de papiercassette-eenheden met vier schroeven.

Plaats de papiercassette terug.

Plaats de verwijderde achterklep terug.

Bevestig de labels op de voorzijde van de papiercassettes.
Bevestig de labels van boven naar onder op de papiercassette 2 (C2), papiercassette 3 (C3) en papiercassette 4 (C4).

Sluit de USB- en stroomkabel opnieuw aan en zet de printer weer aan.
Na het installeren van de papiercassette-eenheden, drukt u een Statusblad configuratie af om te controleren of de optionele items correct zijn geïnstalleerd.
